Zoals je misschien al door hebt kan ik er niet hard en lang genoeg op hameren dat het aller- allerbelangrijkste van gitaarspelen is dat je het vooral heel erg leuk moet vinden.

Dit is zelfs belangrijker dan talent, spullen, techniek of discipline.

(Talent is vaak ook een kwestie van graag willen, ziet u!)

Hoe leuk dan?

Nou, ongeveer zo leuk:

Dit gebeurde er eens bij mij op weg naar een concert…

Storm Poly zou over Nederland razen en uitgerekend die dag had ik een vlucht naar Zwitserland om aldaar een, uiteraard zinderend, concert te gaan geven met Peter Maffay, de Duitse Bruce Springsteen, zeg maar.

Nietsvermoedend stond ik op, floot een rifje, zette koffie en deed mijn toiletritueel.

Ik checkte mijn vluchtstatus argeloos (tussen 300 gecancelde vluchten prijkte Basel “on time”) en bewoog me ietwat vroeger dan normaal richting Schiphol.

Na een rit van anderhalf uur (die normaal 20 minuten duurde) belandde ik in wat ik denk dat de hel moet zijn.

Geen kist ging de lucht meer in en ja hoor; eenmaal bij de check in (koffers al op de band, dus bagage weg) werd ook mijn vlucht gecanceld.

Maar, zo werd mij verzekerd, ik kon via Wladiwostok naar Tokyo, vandaar naar Kuala Lumpur en uiteindelijk zou ik (en mijn bagage) in Basel aankomen.

Dit herhaalde zich nog 4 keer en ik was inmiddels al 10 uur op het vliegveld.

Gitaarspelen: daar heb ik zin in!

Om een lang verhaal kort te maken; ik had helemaal nergens meer zin in behalve, je raadt het al, in gitaarspelen!

Ik ben als de wiedeweerga met een auto naar Düsseldorf gereden om aldaar een boemeltreintje richting Basel te nemen en was uiteindelijk 28 uur wakker toen ik het net op tijd haalde voor de soundcheck.

En wat denk je?

Een zinderende show in een stinkende onderbroek en ditto sokken!

Niemand die het merkte behalve ik. Ik merkte dat ik al die ellende in een flits vergeten was 😉

En dat, beste vrienden van het gitaarspelen, is wat ervoor zorgt dat discipline, talent, techniek en huilende mannen die zich voor je voeten werpen vanzelf komt!

Ja! Lang leve de lol! Maar echt!

Fotocredit: Ronja Hartmann